Examencijfer berekenen
Om te beginnen is het essentieel om te begrijpen dat je examencijfer per vak wordt bepaald. Er bestaat dus niet één enkel cijfer voor je gehele eindexamen. Het uiteindelijke examencijfer is opgebouwd uit twee delen: het cijfer voor de schoolexamens (SE) en het cijfer voor het centraal examen (CE) in mei. Voor de meeste vakken tellen beide onderdelen (SE en CE) voor 50% mee in de berekening van je examencijfer. Met andere woorden, je kunt je uiteindelijke examencijfer berekenen met behulp van deze formule:
Examencijfer = (SE-cijfer + CE-cijfer) / 2
Bij bepaalde vakken wordt alleen een schoolexamen afgenomen, zoals lichamelijke opvoeding (LO). In zulke gevallen geldt:
SE-cijfer = examencijfer
Uiteindelijk bepalen je examencijfers of je slaagt en op welke manier je slaagt. Met deze berekening kun je ook vaststellen of je bijvoorbeeld cum laude bent geslaagd.
Het schoolexamencijfer
Gedurende de laatste twee jaar van je havo of de laatste drie jaar van je vwo maak je een aantal schoolexamens. Deze examens hebben vaak een ander karakter dan een traditioneel proefwerk. Ze maken deel uit van het schoolexamen, ook wel bekend als het programma van toetsing en afsluiting (PTA).
Alle toetsen op school dragen bij aan het uiteindelijke examencijfer. Het is moeilijk om precies te bepalen hoe dit cijfer tot stand komt, omdat leraren verschillende wegingen aan elke toets kunnen geven.
Je leraar kan twee keuzes maken:
-
Alle schoolexamens wegen even zwaar:
SE-cijfer = (som van de behaalde cijfers) / (aantal schoolexamens) - Elk schoolexamen heeft een eigen weging.
Voorbeeld: gelijke weging
Je hebt vijf schoolexamens gemaakt met de volgende cijfers:
- SE 1: 5,9
- SE 2: 6,7
- SE 3: 8,2
- SE 4: 7,1
- SE 5: 5,6
Berekening:
(5,9 + 6,7 + 8,2 + 7,1 + 5,6) / 5 = 6,7
Je schoolexamencijfer is dus een 6,7.
Voorbeeld: ongelijke weging
- SE 1: 20%
- SE 2: 15%
- SE 3: 25%
- SE 4: 15%
- SE 5: 25%
Berekening:
0,20 × 5,9 + 0,15 × 6,7 + 0,25 × 8,2 + 0,15 × 7,1 + 0,25 × 5,6 = 6,7
Ook hier komt het schoolexamencijfer uit op 6,7.
Het centraal examencijfer
Tot aan de dag van de examenuitslag blijft het onduidelijk wat je definitieve cijfer voor het centraal examen zal zijn. Dit wordt bepaald door het aantal behaalde punten, samen met de vastgestelde N-term (normering).
Je kunt echter wel aan de hand van je SE-cijfer berekenen welk cijfer je minimaal moet halen op het CE om een voldoende te behalen.
Voorbeeld 1: voldoende halen
- SE-cijfer: 6,7
- Gewenst eindcijfer: 5,5
Berekening:
(6,7 + CE-cijfer) / 2 = 5,5
6,7 + CE-cijfer = 11
CE-cijfer = 4,3
Je moet dus een 4,3 halen op je CE om een gemiddeld eindcijfer van 5,5 te behalen.
Voorbeeld 2: cum laude slagen
Bij cum laude mag je geen vak hebben met een eindcijfer lager dan een 7,0 en moet het gemiddelde van je eindcijfers minstens een 8,5 zijn.
- SE-cijfer: 6,7
- Gewenst eindcijfer: 7,0
Berekening:
(6,7 + CE-cijfer) / 2 = 7,0
6,7 + CE-cijfer = 14
CE-cijfer = 7,3
Je moet dus minimaal een 7,3 halen op het CE.
Definitief examencijfer berekenen
Zoals eerder vermeld, is het berekenen van je examencijfer niet ingewikkeld zodra je zowel je SE- als CE-cijfer hebt. Beide tellen voor 50% mee, wat leidt tot de volgende eenvoudige berekening:
Voorbeeld:
- SE-cijfer: 6,7
- CE-cijfer: 6,1
Berekening:
(6,7 + 6,1) / 2 = 6,4
Je eindcijfer is 6,4. Dit wordt afgerond naar een 6 op je eindlijst.
Samenvattend:
Zodra je je CE-cijfer kent, is het heel eenvoudig. Tel je SE-cijfer en CE-cijfer bij elkaar op en deel de uitkomst door twee om je examencijfer te bepalen.
